TO CRASH OR NOT TO CRASH…
(THAT’S THE QUESTION)
Theater Malpertuis & Victoria Deluxe

Hoe ziek of ongezond is de Westerse samenleving? Mensen met een hartstochtelijke levens- en waarheidsdorst lijken zich te pletter te lopen tegen een muur van apathie. Signalen van hun gevoelige natuur worden niet opgevangen of als aanstellerij geïnterpreteerd.

Naar aanleiding van de mistroostige Ivanov, het titelpersonage van Anton Tsjechovs gelijknamige toneelstuk, zetten Theater Malpertuis en het sociaal-artistieke huis Victoria Deluxe een onderzoeksproject op omtrent het thema ‘burn out‘, van 16 t.e.m. 20 februari 2015. Hoe komt het dat zo veel jonge mensen ‘crashen‘? Op een leeftijd dat het leven zich nog volop moet ontvouwen, zijn er in de Westerse wereld heel wat jonge mensen die snel alle houvast en richting verliezen. Ze gaan er onder door en krijgen vignetten als ‘depressie‘, ‘borderline‘, ‘apathisch‘, ‘lethargisch‘ op zich geplakt.

Voorbij een moraliserende of deprimerende benadering van het onderwerp wordt er in deze projectweek op basis van gesprekken en interviews met zowel betrokkenen als deskundigen een poging gedaan tot nieuwe inzichten te komen en te reflecteren over de oorzaken van het snelle uitdoven en burn-outs bij jonge mensen. Kunstenaars, aspirant-kunstenaars en deskundigen bestuderen het onderwerp en gaan met elkaar in gesprek. De projectweek wordt op vrijdagavond 20 februari afgesloten met een openbaar moment waarin de bevindingen uit de doeken worden gedaan, in de hoop een bredere en genuanceerdere kijk op deze complexe werkelijkheid te bieden.

To crash or not to crash – een terugblik

Op vrijdag 20 februari organiseerden Victoria Deluxe en Theater Malpertuis in De Expeditie een geslaagde publieksavond die de projectweek rond het thema ‘burn-out’ afsloot. Dominique Willaert en Lieve Moeremans hebben verschillende deskundigen geïnterviewd. Zo probeerden ze de oorzaken van een burn-out en de mogelijke behandelingsvormen bloot te leggen.

Professor Kurt Audenaert probeerde de diagnose ‘burn-out’ te differentiëren en te onderscheiden van depressie. Auteur en psychologe Birsen Taspinar verlegde onze kijk van het individu naar de samenleving en stelde dat het fenomeen burn-out een appel doet op de samenleving an sich, dat het ons uitdaagt om het over een andere boeg te gooien. Cultuurfilosoof Lieven De Cauter legde de nadruk op het probleem van overidentificatie met ons werk en met de organisaties of instituten waarvoor we werken. Dat leidt vaak tot ernstige vormen van zelfexploitatie, en samen met de toegenomen snelheid van zowat alles dreigen we in een draaikolk terecht te komen. Barbara Raes – tot begin vorig jaar artistiek leidster van Vooruit – gaf een indringend getuigenis over haar eigen crash. Barbara benadrukte dat het niet één dokter of behandelaar is die je kan ‘genezen’, maar dat er een samenspel ontstaat tussen de verschillende lagen in onze persoonlijkheid en ons menszijn. Het behandelteam van het centrum Rustenburg (Brugge), o.l.v. psychiater Thibault van Lysebetten en Viviane Vandekerckhove, pleitte voor een op maat van het subject ontwikkelde benadering. Burn-out is voor hen een containerbegrip dat vraagt om een individuele benadering die vanuit hun multidisciplinaire team wordt ontwikkeld.

Professor Stijn Vanheule, ten slotte, reflecteerde vanuit een psychoanalytisch perspectief. Hij benadrukte het belang van de eigen woorden en metaforen die mensen gebruiken om hun pijn of leed te omschrijven. Ook al is burn-out doorgaans werk- en arbeidsgerelateerd, meestal worden onze manier van omgaan met stress en druk en ons verlangen naar erkenning en waardering eerder in ons leven geconstitueerd. Het behandelen van burn-out gaat dus verder en dieper dan een analyse van het werk of de arbeidsdruk.

Op de publieksavond, die door een honderdtal mensen werd bijgewoond, brachten vier spelers van Victoria Deluxe concrete getuigenissen van mensen die recent crashten. We selecteerden één getuigenis dat je hieronder kunt lezen.

Ik ben vader van twee kinderen en heb een goede relatie met m’n partner.Tot voor kort was ik hard aan het werk. Nu ben ik ‘out’.

Ik werkte de voorbije jaren in een grote fabriekshal.
Mijn werkgever is één van de grootste autoconstructeurs in Europa.
Wie mijn bazen zijn, dat weet ik niet.
Ik heb en ken enkel mijn chef, die verantwoordelijk is voor mij en onze ploeg.
De voorbije jaren heb ik keihard gewerkt.
En ik was heel erg fier, want de jaren er voor zat ik zonder werk.

Ik heb bijna tien jaar alleen maar interimjobs gedaan.
In het begin vond ik het fantastisch om zo veel variatie te hebben.
Maar op het moment dat ik een gezin wou stichten, begon dit te knagen.
Ik werkte met contracten van een week en soms contracten van één of twee dagen.
Ik had behoefte aan wat meer zekerheid.
Via een vriend kreeg ik de tip om bij hem te solliciteren.
Ik werd vrij vlot aangenomen, waarschijnlijk omdat ik in het verleden bijna onafgebroken heb gewerkt.

Het werk dat me werd aangeboden was fysiek niet zo zwaar, maar wel vrij eentonig.

Achteraf gezien is dit iets wat ik heb onderschat.
Ik dacht dat ik mijn verstand op nul kon zetten
en gewoon kon doen wat ik moest doen:
het aanbrengen van telkens dezelfde onderdelen in zo veel tijd.
In het begin lukte dit nog.
Als ik het wat lastiger kreeg, dan deed ik wat ik ook anderen zag doen:
eens goed roepen of vloeken of luidop lachen met de scheve opmerkingen van mijn collega’s.

Ik verdiende goed en dat maakte mij fier.
Zowel t.a.v. mijn vrouw en familie als mijn vrienden.
Veel van m’n vrienden zitten zonder werk.
Ik ben namelijk een kind van Marokkaanse ouders.
Ik ben van de 2de generatie, hier geboren.
In de fabriek voelde ik mij Belg, bij m’n familie en vrienden voel ik me eerder Marokkaan.

Ook het werken in ploeg viel me achteraf gezien vrij zwaar.

Je moet iedere week een nieuw soort ritme installeren.
Soms moet je uit je bed als de ganse stad nog slaapt.
En in de andere weken kom je thuis als iedereen moe is en op het punt staat om te gaan slapen.
We hebben twee kleine kinderen en er zijn weken geweest dat ik hen nauwelijks zag.
Mijn vrouw is halftijds beginnen werken op het moment dat ik voor dit vaste werk koos. Om op die manier als gezin het te kunnen volhouden.

Want in tegenstelling tot wat veel mensen denken, zijn het niet onze ouders die voor onze kinderen zorgen, maar wij zelf. Wij houden van onze families, maar het is niet zo dat we voortdurend bij elkaar zitten. In de eerste plaats zetten wij in op ons gezin en hopen we op een goede toekomst voor onze twee kinderen.

Ja, we hebben twee kinderen en geen vijf, zoals zo vaak wordt gedacht.
Ook dit heeft zwaar gespeeld.
De voortdurende vragen en opmerkingen over mijn afkomst.
Ook al ben ik hier geboren, liep ik hier school en heb ik ook Vlaamse vrienden,
in de fabriek werd ik dikwijls benaderd als iemand die hier nog maar net was.

In de vragen en opmerkingen die ik al grappend opving kon ik voelen hoe er soms over ons gedacht wordt: dat we poepen als konijnen, dat we onze vrouwen verplichten om een hoofddoek te dragen, dat we al ons geld opsturen naar onze familie in Marokko, dat we thuis geen Nederlands spreken, dat de meesten onder ons misschien wel sympathie voelen voor die zotten van IS,…

Als je goed in je vel zit, kun je meestal om met dit soort opmerkingen.
Maar als je er zelf wat door zit, komt alles dubbel hard aan.

Het is bij mij de eentonigheid van het werk,
het lastige van het werken in ploegen
en het mij altijd als een buitenstaander voelen,
die wellicht mijn …welk woord gebruiken jullie …crash…heeft veroorzaakt.

Het woordje ‘burn-out’ gebruiken wij niet.
Onze huisdokter zij gewoon dat hij mij om te beginnen een maand zou voorschrijven.
Hij zei me dat ik niet alleen ben, dat er nog andere mensen zijn wie dit overkomt.

‘Ge zijt wat oververmoeid’ was wat hij me zei.

Ik had hem verteld dat ik niet goed meer kon slapen, last had om te eten en soms de kleinste dingen begon te vergeten.

Op een keer was ik vergeten om onze kinderen van school te halen.
Voor mijn vrouw was dit de reden om met mij naar de dokter te gaan.
Ik kreeg onmiddellijk controle in opdracht van het bedrijf.
Gelukkig zat ik thuis.
De controledokter vroeg mij wat er scheelde.
Ik vertelde hetzelfde verhaal als tegen mijn huisdokter.
‘Drink je of neem je drugs?’ vroeg die dokter.
Wat voor vraag was mij dat nu.
Ik drink niet, ik rook nu en neem geen drugs.
De controle arts nam eerst nog mijn bloeddruk en vertrok dan,
zonder veel uitleg.

‘Als je langer thuis blijft, zal je worden opgeroepen’ was het enigste wat ik nog te horen kreeg.

Ik heb beslist om niet meer terug te keren naar het bedrijf.
Het is nu iets langer dan drie maanden dat ik in ziekteverlof ben.
De personeelsdienst is aan het uitzoeken hoe ik kan worden ontslagen,
zonder dat ik in de miserie terecht kom.
Ik ben niet de eerste die op die manier wil vertrekken.
Ze hebben hier een soort procedure voor ontwikkeld,
samen met de vakbond denk ik.
Mijn huisarts heeft me voorgesteld om wat sport te doen en misschien ook wel een cursus mindgame, nee ik vergis me, mindness, nee, mindfullness te volgen.
Ik zou graag een job vinden waar ik overdag kan werken.
Zodat ik mijn werk kan combineren met ons gezins- en familieleven.
Dan kan ik mee onze kinderen zien groot worden.
Ik wil hen stimuleren om goed te studeren.
Zodat zij vast en goed betaald werk kunnen vinden.

En wie weet, zodat zij misschien ook wel eens chef kunnen worden.